Uit met de pred

Vrijdag rem ik mezelf. Ik ga niet werken en zeg alle afspraken voor het weekend af. Ik dwing mezelf tot rust. Ik ben behoorlijk uitgeput. De benauwdheid neemt af.

Ik zit mezelf in de weg op de bank en heb mijn ziel onder de arm. Ik weet niet waar de ziel moet en hoe je hem elders opbergt. Gelukkig komt neef J om te knutselen aan het cadeau voor zijn moeder. Ik worstel met de computer en maak grapjes. J moet heel hard lachen en maakt me blij.

Ook in het weekend houd ik mezelf koest. Ik rommel in huis. Ik help Thilde met haar surprise. Ik probeer weer ’s een klein ommetje. Ik bak cupcakejes. En ik ontwerp de kerstkaart. Voor je het weet doe je toch weer veel.

Zondag begin ik met afbouwen van de prednison. Maandag douche ik voor het eerst in tien dagen zonder benauwd te worden. Het gaat de goede kant op.

Rustzoeker

De luchtwegverwijders verhogen de hartslag. Ik voel me gejaagd. De prednison speelt met de hormoonspiegel. De emoties gieren door mijn lijf. Dat is het chemische gedeelte.

Het afkicken van de pijnstillers, het alert moeten zijn op verslechtering van de ademhaling en de noodzaak elke 6 uur te inhaleren. Dat is het lichamelijke gedeelte.

De frustratie weer beperkt te worden waar ik verwachtte juist te herstellen, de drukte op de zaak en de lange lijst things-t0-do en  het organiseren van een herdenking voor Tinus. Dat is het emotionele gedeelte.

Hoe ontspant een dame in zulke omstandigheden?

Leve de pred!

Gisteren leek het even of de mist optrok, maar vandaag is de stad weer grijs. Ik ben nog steeds benauwd, maar het is niet meer eng of gevaarlijk. Alleen nog irritant en vermoeiend.  Als ik heel stilletjes zit en om de vijf-zes uur wat poeder inhaleer, gaat het prima. Wat ik niet moet doen is even gezellig naar Hoog Catherijne om wat cadeautjes te kopen. Dat weet ik omdat dat is wat ik gedaan heb.

Happend naar adem, kleddernat bezweet en bepakt als een ezel kwam ik weer thuis. Maar het goede nieuws is dat ik relatief snel weer herstelde.

Uitzichtloos

Mijn collega zei het vandaag al. Deze dag is uitzichtloos. We zaten in de kantine, bedrijfsrestaurant moet ik zeggen, daar hechten sommige mensen aan. De ramen aan beide kanten waren uitzichtloos. De mist was zo dik dat de gebouwen in de omgeving waren verdwenen. We zijn omringd door 1 grijze massa. En niet zo een met allerlei creatieve en wonderlijke ideeën.

Deze contstatering was natuurlijk geen nieuws. In de nacht van zaterdag op zondag werd ik al stevig benauwd wakker. Ik hoefde niet naar buiten te kijken om te weten wat voor weer het was. Zondag heb ik amechtig hijgend doorgebracht. Op pure koppigheid heb ik mijn loopje gedaan. Verder veelal met zwoegende boezem op de bank gelegen.

Vanmorgen kwam Tammo me vertellen dat ik met de auto naar kantoor moest. Als ik dat door onvoldoende afgekicktheid niet zou aandurven, moest ik maar een taxi bellen. De mist leek nog dichter dan zondag. Ik zucht. Geen diepe natuurlijk, want dat gaat niet. Ik ga voor het laatste restje tramadol koude kalkoen en stap in de wagen naar de zaak.

Ik houd het knap vol. Ik piep me door diverse overleggen heen en blijf zo lang als strikt noodzakelijk. Ik neem me voor om daarna meteen thuis te gaan rusten, maar er komen wat kinderdingen tussen en voor je het weet moet je alweer eten. 

Dan is het het begin van de avond en ineens vertrouw ik het niet. De voorspellingen zijn dat de mist voorlopig aanhoudt. Ik adem vooral op spierkracht en ik merk dat ik moe word. Ik weet dat dat het moment is dat het gevaarlijk wordt. Ik durf eigenlijk de nacht niet goed in. Ik bel de huisartsenpost. Ik weet namelijk niet zeker of prednison helpt bij benauwd door weersomstandigheden. Het maakt de lucht immers niet beter. Het antwoord lucht op. Ik start direct met een stootkuur. Kan ik straks misschien lekker slapen. Om niet te spreken over morgen fris weer op.

Gezelligheid in de spreekkamer

Het was weer een hele belevenis. Toen ik in het UMC aan kwam, zat er één dame in de wachtkamer. Een andere was binnen in de spreekkamer. Daar kwam ik achter toen ze op  een brancard naar buiten gedragen werd. Er was iets niet goed gegaan. Ze werd een kamertje verderop in gereden. Even later werd ze van daar toch maar de verpleegafdeling op gerold. Zij had dezelfde behandeling genoten als waar ik voor kwam. Geen geruststellende gedachte.

Waar ik wel blij van werd, was dat de dame die voor mij mocht, dr K niet meer had gezien sinds haar zwangerschapsverlof. Dat maakte ik tenminsten op uit haar vraag of ze een jongetje of een meisje had gekregen. Die is dus een maand of vijf pijnvrij geweest. Zij is ongetwijfeld recordhouder. Dat wil ik ook.

Toen ik eenmaal aan de beurt was, merkte ik dat dr K en haar trouwe hulp A wat uit hun doen waren. Ze vroegen vaker dan anders of het allemaal wel ging en of ik wel klaar was voor de volgende ronde. Buiten dat was het ouderwets gezellig. Er was een co-assistente bij die haar ogen uitkeek. Dr K legde haar uit dat we elkaar inmiddels behoorlijk goed kennen en dat de sfeer daarom wat ongewoon familiair kan overkomen.

Het prikken ging goed. Dat wil zeggen, de naalden zaten op de goede plek. Beide kanten zes minuten onder stroom. We hebben afgesproken dat het nu zes maanden goed moet gaan. Ik voor mij ben vast van plan me aan die afspraak te houden.

Het duurde vrij lang voor ik weer wat bijgekomen was van het geheel. Vrijdag was ik een enorme dweil. Zaterdag zag ik iets meer licht, maar eigenlijk heb ik pas vandaag het gevoel dat ik weer een beetje op mezelf kan vertrouwen. Morgen weer lekker naar de zaak.

Status tramadolicus

Maandag heb ik een overleg waar ik graag bij wil zijn. En een training. Dat gaat niet samen. Ik besluit eerst naar het overleg te gaan en daarna een halve dag de training te doen. In het weekend stap ik echter over op tramadol en dat is normaal gesproken het signaal dat ik stop met werken.

Dat doe ik dit keer niet. Ik pak mezelf stevig bij elkaar en schop mezelf naar de zaak. Het overleg gaat me redelijk af, maar ik kom er badend in het zweet en met een rood hoofd uit. Het zijn bijwerkingen van de tramadol, maar ook de pijn zelf heeft dit soort effecten. Ik laat de training aan me voorbij gaan, ik zie het niet voor me. Toch ga ik niet direct naar huis. Het reguliere werk houd me nog een halve dag in touw.

Ook de dag daarna staan er activiteiten in mijn agenda die ik niet wil verzetten. Ik slaap ’s nachts nauwelijks maar sleep me de volgende ochtend toch naar mijn werk. Ik doe een uur of vijf redelijk  nuttige dingen en dan brengt Gadeja me naar huis. Het is over en uit. Dat wat ik status tramadolicus noem, heeft bezit van me genomen.

Ik merk het pas echt als ik eenmaal thuis ben. Het zoemt in mijn oren. Mijn gezicht voelt verdoofd. Mijn hoofd zit vol mist. Ik beweeg langzaam als in trance. Ik ga naar bed. Werken zal ik pas weer als ik wat ben afgekickt.

Stroombehandeling pudendus

En dan ineens zit ik er weer volop in. Ik kan niet slapen van de pijn. Om twee uur ’s ochtends stap ik over van zaldiar op tramadol. Het helpt niet. De pijn blijft. Dit is hoe het is.

Donderdag mag ik weer onder stroom. Nog vier dagen. Laat ik het nog 1 keer uitleggen. Dr K. zet de naald inwendig. Meestal eerst rechts. Als iemand een naald in een schreeuwende zenuw zet, zit je al gauw tegen het plafond, maar je moet je hoofd erbij houden. Hoe dichter op de pijnkern de naald zit, hoe effectiever de behandeling.

Ik neem altijd Beer mee. Ik verberg mijn gezicht in zijn vacht en ik bijt in zijn poot. Hij heeft een ondankbare taak. Andere vrouwen nemen hun man mee. Ik denk dat het Tammo meer pijn doet dan mij en ik moet opletten en me geen zorgen maken over hoe het hem vergaat. Al na de eerste keer heb ik besloten dat hij beter niet mee kan gaan. Ik vind het wel fijn als hij vroeg thuis is, want ik heb een hoop knuffels nodig.

Als de naald op de juiste plek zit maken ze een elektrisch circuitje door de andere pool aan mijn bovenbeen te maken met een plakstrip. Dan gaat de stroom erop. Het klinkt denk ik erger dan het is. Het doet denken aan Abu Graib martelpraktijken en zo erg is het nou ook weer niet.  Ze zeggen dat je iets moet voelen kloppen. Dat is niet wat ik voel, ik voel iets branden. Afhankelijk van hoe snel ik de stroom opmerk, is de locatie van de naald goed gekozen. Ik vind het een moeilijk moment. Alleen de naald in de zenuw geeft al het gevoel van schokjes. Ik moet goed opletten bij welk voltage ik het merk. Als het voltage te hoog is, zit de naald niet goed en moet dr K. opnieuw prikken. Meestal checken we twee of drie keer en zit hij dan toch goed. Dr K’ s hand is trefzeker.

Als we het er eenmaal over eens zijn dat de naald goed gezet is, gaat het voltage open. Het duurt twee minuten. In die tijd voel ik het branden. Dr K. en verpleegkundige A. kletsen en maken grapjes om me af te leiden. Na de twee minuten is de pijn niet verminderd. Dus doen we er nog twee. Aan het eind van die tweede keer voel ik het zachter worden. Ook dr K. merkt een vorm van ontspanning. De rechterkant is klaar.

Links is erger en moet drie keer twee minuten. Als het voorbij is, sta ik wankelend op. In de wachtkamer maak ik muntthee met veel suiker. Pas als ik zeker weet dat ik veilig thuis kan komen, ga ik weg.

Sirenes

Woensdagochtend. Tammo ligt lekker te slapen en ik luister naar Edgar Alan Poe. Enge verhalen. Spannend ingesproken. Ik hoor sirenes. Zitten die in het verhaal? Ik doe mijn oortjes uit. De sirenes blijven klinken. Het houdt niet op. Er moet echt iets aan de hand zijn. Ik kijk op Twitter. De politievoorlichter laat weten dat een moeder met kinderen in de auto in het water is geraakt. Het is inderdaad vlakbij.

Egocentrisch – of menselijk – als ik ben, stel ik vast dat onze kinderen op school zitten en dus niet bij een moeder in de auto. Ook mijn neefje en nichtje zitten op school. Ik probeer de plek voor ogen te halen. Hoe kan je daar te water raken?

Het volgende bericht is dat twee kinderen uit het water gehaald zijn en worden gereanimeerd. Moeder nog niet gevonden. De duikers zoeken voort. Ze zal het toch niet expres gedaan hebben? Schiet er door me heen. Zouden er meer dan twee kinderen in de auto hebben gezeten?

De kinderen zijn allebei onder de vier en op weg naar het ziekenhuis, twittert de politiewoordvoerder. Moeder is ongedeerd. Een zucht van opluchting. Waarom ben ik hier zo mee begaan? De sirenes blijven af en aan rijden.

Intussen bericht nieuws.nu dat diverse omstanders de auto zijn nagesprongen. Misschien zijn voor hen ook al die extra ambulances uitgerukt, want ik hoor nog steeds sirenes.

Dan het onverwachte bericht: beide kinderen, een jongen van 1 en een jongen van 3, zijn dood. Ze hebben hun autoduik niet overleefd.

Ik ben de rest van de dag van slag. Hoe moet die moeder verder?